Snap
  • Zwanger
  • Miskraam
  • Ziekenhuisopname

In het ziekenhuis krijg je mooie witte sokken maar geen broodje kroket

Ik ben blij met de witte sokken, de kleur blauw van het jasje en het uitzicht over Rotterdam. Verder weet ik niet precies wat ik voel.

‘Mevrouw van Dijk, u mag met ons mee,’ zegt de verpleegkundige. ‘Leg uw telefoon maar even in het laatje.’ ‘Er zit geen slot op maar ik heb in tien jaar nog niet meegemaakt dat hier iets is gestolen.’ Ik leg mijn telefoon in de ladekast en stap uit bed om mee te lopen met de vrouwen.

‘Nee mevrouw, we nemen u met bed en al mee.’ ‘Doe de dekens maar goed over u heen.’ ‘Daar zal u blij mee zijn, want beneden is het ijskoud.’

Ik stap terug in bed en sla de dekens over mij heen. Behendig rijden de twee vrouwen mij in het bed door de gang. De gang is wit en lang. Ik zie de tl-verlichting voorbij schieten.

‘Het is net als in een film,’ zeg ik tegen de verpleegkundige. ‘In een film rennen ze alleen wat harder, dan is het spoed,’ antwoordt ze lachend. ‘Maar dat van mij is toch ook spoed?’ vraag ik. ‘Dat van u is ook spoed maar we kunnen het rustig aan doen.’

‘Zeg Cor, hoe is het eigenlijk met die tuin van jou?’ ‘Bloeien die planten al?’ ‘Het is toch net voorjaar.’ ‘Die tuin raakt er helemaal van in de war.’ Ze kijkt de andere verpleegkundige aan, die ondertussen mij en het bed in de lift aan het schuiven is. ‘Het is wat met die bedden hè, laatst zat de lift zo vol dat het bed er niet meer bij paste.’ ‘Maar met de tuin gaat het goed, hoor.’ ‘Eeuwig blij met dat tuinhuissie.’ De verpleegkundige geeft het bed een extra zetje en drukt op de knop in de lift.

Even wil ik haar vastpakken, huilen in haar grote armen en getroost worden. Maar ik ben niet zielig. Ik kan dit.

De lift zit vol. Het bed past er nog maar net bij. Een arts van mijn leeftijd kijkt star voor zich uit. Naast het bed staat een grote verpleegster. Met haar mooie ingevlochten kroeshaar valt ze op tussen de rest. Ze glimlacht. Ik lach zenuwachtig terug en voel mij een klein kind die van onderaf de grote wereld bekijkt. Even wil ik haar vastpakken, huilen in haar grote armen en getroost worden. Maar ik ben niet zielig. Ik kan dit.

De lift stopt op de tweede verdieping. We rijden de lift uit. De witte lange gangen zijn hier nog killer dan op de verdieping waar we waren.

‘Zo, we zijn er,’ zegt de verpleegkundige. Ik krijg een groene badmuts op en de dekens worden van mijn bed getrokken. ‘Kijk eens meissie, twee warme dekens.’ De andere verpleegkundige stopt me in.

‘Zo dat is lekker, en handig,’ zeg ik. ‘Een soort bordenwarmkast voor dekens.’ ‘Dat wil ik thuis ook,’ grap ik. Ze glimlachen maar zeggen niks terug. Dit is ook niet het moment om een gezellig praatje met iemand aan te knopen en grappen te maken.

De vrouwen duwen het bed de wachtkamer in. Er staan nog 6 bedden met mensen in de wachtruimt om geopereerd te worden. Achterin is nog een plekje vrij. Ze parkeren het bed en wensen mij sterkte. Ik kruip wat dieper onder de dekens. God, wat is hier hier koud.

78, 93 geeft het apparaat aan. De man tegen over mij heeft ook zoiets, dan zal het wel goed zijn.

‘Dag, ik ben Anne de anesthesie-assistent en ik kom je vandaag verzorgen.’ Een vrouw met grote blauwe ogen kijkt me aan. Ze heeft ook zo’n gek hoedje op. ‘Je krijgt straks een infuus ingebracht we plakken wat stickers op je lijf zodat we je hartslag kunnen meten.’ ‘Om je arm krijg je een bloeddrukmeter en met dit apparaat achter je houden we je in de gaten.’ Ze wijst naar de enorme monitor die achter mij staat.

Ik lig in het bed aangesloten op het apparaat achter me. In mijn hand zit een infuus. Het gepiep om mij heen maakt mij zenuwachtig. Ik kijk naar de monitor. 78, 93 geeft het apparaat aan. De man tegen over mij heeft ook zoiets, dan zal het wel goed zijn.

Er komt een dokter op hem aflopen. ‘Zo meneer van der Vliet, heeft u nog gevoel in uw onderlichaam?’ ‘Nee?’ ‘Mooi, dan mag u zo met ons mee.’

’God, wat is ie sterk,’ zegt de arts in het vertrek achter het gordijntje naast mij. ‘Nee meneer, het is niet de bedoeling dat u uw infuus uit uw hand trekt.’ Ik bekijk mijn eigen infuus en besef nu pas dat ik ook zo vastgesnoerd lig. Het benauwd me. En ik heb het koud. Ik zie de getallen op de monitor stijgen.

Wie zich een middag verveelt, moet een dag in het ziekenhuis meelopen. Je krijgt hier meer indrukken dan op een zonnig terras.

Na tien minuten slaat het apparaat alarm. Er komt een dokter op mij afrennen. ‘Gaat alles goed?’ vraagt ze. Ik schud mijn hoofd. De tranen springen in mijn ogen.

‘Ik vind het hartstikke eng,’ snik ik. Dat gepiep om mij heen en ik lig aangesnoerd in deze kille ruimte.’ ‘Ik wil gewoon naar huis.’

‘Nog even volhouden,’ antwoordt de dokter. ‘Voor je het weet is het voorbij.’ Ik kijk haar aan en adem diep in en uit. ‘Waarom slaat het apparaat op tilt?’ vraag ik. ‘Dat komt doordat je ligt te rillen, dan denkt de monitor dat je iets aan je hart hebt.’ ‘Ik pak nieuwe warme dekens voor je.’

Het proces van huilen, rillen, het alarm en nieuwe warme dekens krijgen herhaalt zich een paar keer. Ik adem nogmaals goed in en uit en probeer te ontspannen. In de verte zie ik een persoon met een herkenbaar gezicht op mij aflopen. Het is de arts die mij eerder geholpen heeft. Mijn hart maakt een sprongetje van vreugde.

‘Hoi Jantine, ik herkende je bijna niet met je operatiemuts op je hoofd.’ ‘Nou, het team is er klaar voor.’ ‘Schrik niet, het zijn een hoop mensen.’ ‘Mijn collega Janneke gaat je straks nog wat vragen stellen en brengt je daarna in slaap.’

‘Hallo Jantine, ik ben Janneke.’ ‘Ik zorg er voor dat je straks lekker gaat slapen.’ ‘Denk maar aan iets leuks.’ ‘Je gaat toch naar de sneeuw binnenkort?’ ‘Denk daar maar aan.’ ‘Nou, ik denk liever aan iets anders,’ antwoord ik. ‘Ik heb het hartstikke koud.’

We rijden de operatiekamer binnen. Het lijkt wel een koelcel. Om mij heen staan 7 mensen klaar. ‘Ga maar even op dat andere bed liggen,’ zegt de vriendelijke dokter die ik ken.

Ik schuif op het andere bed en krijg een paar vragen op mij afgevuurd.

Wat is je geboortedatum?

Waarom ben je hier?

Heb je allergieën?

Ik beantwoord de vragen. Een man die iets weg heeft van Olivier B. Bommel komt naast me zitten. Hij geeft me een hand. Ik krijg een kapje over mijn mond. Vanaf dat moment gaat het allemaal heel snel.

Een paar uur later

‘Hallo Jantine, daar ben ik weer.’ ‘Je bent net geopereerd en wordt nu wakker,’ zegt een stem ver in de verte. Droom ik dit nu? Nee, dit is echt. Ik open mijn ogen en zie een dokter naast mijn bed staan. Een constante pijn zeurt in mijn lichaam. Dat stomme infuus zit nog steeds in mijn hand. Ik probeer iets te zeggen maar heb het gevoel dat mijn tong van hout is.

15 minuten later

‘Heb je pijn?’ vraagt de dokter. ‘Nou, een beetje,’ antwoord ik. ‘Hoeveel pijn heb je op een schaal van 1 tot 10?’ ‘Ik denk 6, antwoord ik en kijk de dokter bedenkelijk aan.’ ‘Of 4, nee misschien wel 5.’ ‘Ja, ik geef de pijn een vijf.’

‘Ik ga je morfine geven,’ antwoordt de dokter. Ze pakt een spuitje en brengt het de vloeistof via het infuus op mijn hand naar binnen.

Het komende half uur voel ik mij heerlijk rozig. Ik krijg een Raketje en praat wat met de jongen die tegenover mij ligt. De tijd vliegt.

30 minuten later

‘We komen je halen, Jantine. ‘Je mag terug naar je kamer op de negende verdieping.’ Verpleegkundige Cor en de vrouw uit de lift met de mooie ingevlochten kroesharen staan naast mijn bed. ‘Is mijn vriend daar dan ook?’ vraag ik haar. ‘We zullen hem even bellen,’ antwoordt ze.

‘Ja hallo, met Cor, de verpleegkundige van je vriendin.’ ‘Ze is bijgekomen hoor.’ ‘Je mag haar komen bezoeken in de kamer op de negende verdieping.’ ‘Oh en meneer, het is niet de bedoeling dat u broodjes kroket voor uw vriendin meeneemt, ofzo.’

We rijden door de bekende hal naar de lift. Ik merk dat ik onzin uitkraam. Maar dat kan mij niets schelen. Nog even dan ben ik weer thuis en eten we samen het allerlekkerste broodje kroket van ons leven.

4 jaar geleden

Ach meis ik voel met je mee, nu komt het herstellen van je lijf maar je hoofd en je gevoel duren langer. Neem de tijd xx