Snap
  • Mama

Papegaaitje Leef Je Nog?

Wat doe je als je dagelijks getergerd wordt door angst, maar toch door met leven. Je nieuwe leven met Baby...

Haar rode, blauwe en gele veren glanzen prachtig in de ochtendzon. Ze kijkt trots om zich heen. Ze mag er eigenlijk best wezen!

Maar dan schrikt ze. Daar is hij weer! De kat springt als een dolle stier van stoel naar bank naar bijzet tafel naar lage kast. Hij heeft de kolder in de harsens en zet de kamer op z’n kop. Oh jee, oh jee, daar komt hij weer aan! Wat nu als de kat… Stel nou dat de kooi… Met een dikke staart landt hij hissend op de vogelkooi, die hard omkiepert.

CLANG! SLAM! BANG!

De kooi flikkert met een noodvaart op de grond. De waterbak knapt uit elkaar, en een lawine van vogelzaad en zonnebloempitten verspreidt zich ziekelijk over het tapijt zoals inkt over papier. En de papegaai?

Die ligt door een accute hartverzakking verstijfd op de grond.

Dit scenario zou desastreus zijn, als ik daadwerkelijk een kat en een papegaai in huis zou hebben gehad. Gelukkig heb ik alleen een baby, en die zit niet op een stokje in een kooi en springt ook (nog) niet op alle meubels. Met baby gaat het goed, Godzijdank.

Maar de complete chaos van de bovenstaande scène?

Die maak ik meerdere keren per dag mee: elke keer wanneer ik een paniekaanval krijg doordat die nare intrusies mij treiteren. Want daar heb ik last van. Al vanaf dat baby 5 weken oud was. Bovenop het reilen en zeilen van het leven met een nieuwe baby, en het alleenstaand mama zijn, is de angst die mijn fundering elke keer laat schudden en beven een marteling. Het is dodelijk vermoeiend.

En dan heb ik nog deze momenten. Hoe zou ik ze het beste kunnen omschrijven, behalve “shock”? Dat knagende, onheimelijke gevoel? Here goes:

Ik ben mama. Ik weet dat ik Olivers moeder ben. Maar ik voel dat ik nog zo moet wennen, aan die nieuwe identiteit. Het beangstigt mij. Faal ik dan? Ben ik dan een slechte mama? Of gewoon niet goed genoeg? Voldoe ik aan de omschrijving van de baan? Vind hij mij wel lief, helemaal als hij blijer naar anderen lijkt te lachen, of is dit mijn verbeelding?

“Jij voedt nu in je eentje jouw zoontje op,” zegt the therapeut terwijl ik met een tissue mijn lekkende neus aanval. “Je hebt in je eentje alle verantwoordelijkheid. Logisch dat je-”

“Wat?” Ik hoor haar wel, maar de woorden lijken niet te klikken met mijn binnenste, zoals plus en min horen te reageren tussen een batterij en een apparaat.

Ik zie hoe de therapeut weer adem haalt om te praten. Hoe haar ogen zich iets openen omdat ze zich actief contentreert op wat ze gaat zeggen. Wellicht ook omdat ze een scheutje therapeutische passie toevoegt; daar is ze goed in. Ik zie hoe haar lippen van elkaar af gescheurd worden. Hoe die in beweging komen, als twee danseressen die synchroom dansen: een cheografisch gestructureerd meesterwerk. Mijn oren registreren geluid. En toch klink dat wat the therapeut herhaalt veradelijk veel als, “Omdat de alkanen van CH4 tot C4H10 gasvormig zijn, van C5H12 tot C17H36, kunnenstoomtreinlocomotiefwieldopjesmonteurs hun werk beter uitvoeren als ze plavlennyi syrok Druzhba eten.”

Nu ligt Oliver op mijn bed, en buig ik me over hem heen zodat ik diep in zijn hazelbruine ogen kan kijken. Ik wil huilen. Waarom? Hij is zo mooi. Ik ben zo verbaasd dat dit kleine schepseltje hier in mijn huis aanwezig is, en zulke lieve gorgel geluidjes maakt, maaaa-maaaa lijkt te brabbelen [toegegeven: zijn eerste woord was “gay” – een geluid die hij maakte toen hij 6 weken was en honger had – en nu: ABBA]. Zijn glimlach is zo wijs en warm dat ik er een brok in mijn keel van krijg.

En NOG scheuren die verschrikkelijke, misselijkmakende intrusies door mijn hoofd heen. Ze schieten. Ze bombarderen. Ze liegen. Ze scheuren me in kleine reepjes en staan er smalend bij te gieren en brullen van het lachen. De intrusies zijn vuisten die mij keihard in mijn hart raken. Sommige fanatiekelingen stormen eracher aan met een vlindermes. Ik hap naar adem. Ik voel mezelf naar achteren vallen, onderuit zakken, in elkaar storten.

“Maaaaaaaa-maaaaaa,” brabbelt het wezentje voor mij weer. Mijn netvliezen – met mijn laatste restje positieve hersenkracht – verscherpen mijn blik weer. Daar is hij. Baby. Mijn baby. Wat betekent dat eigenlijk? Hoe kan dat nou? Hoe is hij hier beland? Hoe ben ik hier terechtgekomen, in dit huis, deze stad, dit land? Wie ben ik ook alweer? Hoe? Wat? Waar? Wanneer?

En dan, zoals altijd, is er even de vraag... Waar is M? Waarom is hij niet hier om te zien hoe mooi zijn zoon is? Hoe lief, schattig, knap, intelligent, en grappig? Waarom houdt zijn hand de mijne niet stevig vast? Want een baby hebben in je eentje kan eng zijn. Waarom strelen zijn vingers vandaag niet mijn haar, mijn wang? Waarom zegt hij niet hoe goed ik het allemaal doe? Hoe blij hij is dat ik ons zoontje gered heb?

Nee. Stop. Ons bestaat niet.

BOEM! Daar is dat kleine duiveltje weer – één van de vele – die hijgend van het lachen aan dat scheurtje in mijn hart hangt, flink bungee-jumpt, en het scheurtje nog lekker even groter maakt.

Woede. Door hem zit ik in deze shit. Met ‘shit’ bedoel ik die pijnlijke intrusies, de paniek, en de wanhoop.

Nee. Kom op. Hou op. Dit werkt averechts. Kom op, lieve nieuwe mama. Doorgaan. Doorgaan. Kom op. Alles wat je hebt is je ziel. Je ziel is nog intact. Focus op je baby. Baby is er nog. Baby heeft je nodig. Jouw baby.

Men zegt dat een groot deel van geliefd zijn is het geloof dat je geliefd kán zijn. Ik moet dus geloven dat baby echt van mij houdt. En dat ik dat waard ben. Om wie ik ben. Om wat ik allemaal voor hem op heb gegeven. Om wat ik allemaal voor hem doe.

Dit is moeilijk.

Toch is er een kleine opluchting: gelukkig is dit deel er ook nog: het moedergevoel dat toch steeds de overhand blijft houden. Het kleinste kikje, wat anderen niet eens horen, doet mij opspringen en baby in mijn armen nemen, zijn zachte haartjes kussen en hem proberen weer aan het lachen te maken. Te zorgen dat er toch weer een schoon toilet-lapje om zijn heupjes hangt. Dat zijn buikje vol zit met vers en gezond eten. Dat zijn kleertjes schoon zijn. Zijn oogjes wakker genoeg. Zijn huidje zacht van de lotion. Zijn longetjes vol met frisse buitenlucht. Zijn glimlachjes puur en blij. Dat hij met genoeg lieve, leuke mensen en kindjes zingt, speelt en zwemt. Dat hij geniet.

En ik dan? Ik moet een manier zien te vinden om mijn veren uit te schudden en weer te laten glanzen. Terug op mijn stok klimmen. Netzoals de papegaai. Want papegaaitje leeft nog.

8 jaar geleden

Je bent een kanjer Suus! Niet vergeten!

8 jaar geleden

onthou maar 1 ding je doet het FANTASTISCH en ik ben maar 1 telefoontje verwijderd als je hulp nodig hebt want daar heb je vrienden voor .

8 jaar geleden

Maantje hoe ben jij met die aanvallen omgegaan? Hoe ben jij ervan afgekomen? HELP!

8 jaar geleden

Dank jullie wel mama's. Vanochtend weer een hefige aanval, en toch maar baby meegesleept naar zwembad zodat hij t in ieder geval leuk heeft. Slaapt nu, maar ik zit te trillen op de bank.