Snap
  • Mama
  • zomervakantie
  • uitstapjes
  • jurassicpark
  • kinderenhebbeneenslechtemuzieksmaak
  • afzien

Jurassic Park, the musical

throwback naar de zomer van 2015. Iets met baden en zweet.

“Oké Jack, jongen, jij mag het nu zeggen.”

Buiten woedt ongenadig een zomerstorm en wij zitten in de auto met achterin drie kinderen, van wie twee stuks van mijn broertje. Ons jongste kuiken verblijft bij opa en oma.

We zijn op weg naar Naturalis en ik ben zojuist gebombardeerd tot DJ. Om beurten mogen ze een plaatje aanvragen en wat ik onverhoopt niet in mijn 700 nummers tellende muzieklijstje heb staan heeft Spotify nog wel ergens op een plank liggen.

Tot nu toe hebben de twee meisjes steeds hun kans schoon gezien. Na veertien Ariana Grandes en Britney Spears die maar bleef vragen of ze alsjeblieft nog één keer geslagen mocht worden, is de beurt nu aan mijn neefje Jack.

“Wat wil je horen?”

Hij mompelt een antwoord. Ik versta hem niet, en dus lispelt hij het nog een keer tussen de gapende gaten van het fietsenrekje dat zijn mond nu is heen.

En daarna nog eens, want dan heb ik hem wel verstaan, maar geloof ik het gewoon niet.

“Jurassic Park, the Músical?”

-“Ja! Juraffic Park-de-mufical.”

Hij kijkt naar me met zo’n jeugdig fronsje. En denkt er overduidelijk ‘Jefuf hee, wat ben je voor ouwe mutf!’ achteraan.

Het moge duidelijk zijn dat een dergelijk nummer niet voorkomt in mijn lijstje, maar verdomd, Spotify vindt het moeiteloos. Jurassic Park, the Musical.

“Maar dat gaat toch over dinosaurussen?” mompel ik binnensmonds. “Of ben ik nou gek? Wat doen dinosaurussen in een musical? Ik bedoel, hoe dan?”

De Papa scheurt zijn ogen een moment van de weg af en haalt een beetje onbeholpen zijn schouders op. “Weet ik veel.”

Ik heb een hekel aan musicals. Maar het is feest, alles voor de kinderen, en dus druk ik op play.

Dat had ik. Nooit. Moeten. Doen.

De Papa houdt van het type housemuziek dat doet vermoeden dat er iets ernstig mis is met je geluidsinstallatie. Je zou dus zeggen dat ik wel wat gewend ben.

Maar wat er gebeurt… nog steeds vind ik het moeilijk om onder woorden te brengen. En dat is heel wat, voor iemand als ik.

Er klinkt me een wangedrocht door de speakers van de auto, de herinnering alleen al jaagt me weer de stuipen op het lijf. Haren gaan overeind staan, aders kloppen, zweet gutst. Bloed kruipt waar het niet gaan kan. Dit moet een uit de hand gelopen grap zijn.

Ik ben principieel tegen moord, maar in dit geval had er direct een nekschot moeten worden uitgedeeld. De maker moet ontoerekeningsvatbaar zijn geweest, dat kan gewoon niet anders. Een gevaar voor de samenleving. Hij had uitgeschakeld moeten worden. Preventief geruimd.

Als ik Guantanamo Bay zou leiden, dan wist ik het wel. Twee keer dit nummer en de grootste kerel biecht huilend de meest gruwelijke misdaden op, of ‘ie ze nou heeft gepleegd of niet.

“Mag ‘ie ietf harder?” klinkt het hoopvol vanaf de achterbank. Ik doe het ook nog.

Ik heb pijn op plekken waarvan ik niet wist dat ik ze had. De Papa ziet de ernst van de situatie. “Stil maar,” sust hij. “We zijn er bijna.”

Ga ik Naturalis halen? Het wordt een close call.

Flashforward

En nu, nu is het dinsdag. Er is geen storm. Er zijn geen neefje en nichtje. Er is een klein beetje zon en er is best veel regen.

Ik nestel me op een stoel met de jongste en fijn fles. De oudste krijgt toestemming om haar dagelijkse half uurtje iPad in te zetten.

Ze dwaalt wat met haar vingertje over het scherm en roept dan enthousiast: “Jaaaah! Deze!”

Ik worstel met die mini-tank van ruim tien kilo die heeft ontdekt dat je, heel leuk, in de speen kan knijpen en dat er dan een flinke straal melk recht in je gezicht spuit, en ben dus even niet zo op mijn hoede.

Dan hoor ik wat bekende klanken die ik kennelijk al ergens in een diepe krocht van mijn ziel had weggestopt en waar ik vervolgens een steen voor heb gerold. Opgeruimd staat netjes, had ik naïef gedacht.

Te laat dringt het tot me door. En ik kan er niks. Tegen. Doen.

Langzaam kruipt er iets over mijn ruggengraat, helemaal van beneden naar boven. Niet lang daarna wil ik mijn oren van mijn hoofd scheuren en weggooien. Ik wil er benzine overheen gieten en ze in de fik steken, terwijl ik eroverheen dans met soldatenkisten aan.Vincent van Gogh was zo gek nog niet. Misschien had hij dit lied al eens gehoord, wie zal het zeggen. Ik sluit het in ieder geval niet uit.

Mijn dochter neuriet blijmoedig mee met de vervormde, nee, mísvormde elektronische klanken.

Ik hul me niet snel in een slachtofferrol.

Maar volledig overvallen door een vlaag van extreem existentialisme is alles wat ik kan denken: waarom? Waarom ik? Waarom konden die klerebeesten niet gewoon uitgestorven blijven? Waarom moest iemand er een fokking musical over maken? En waarom heeft er niemand ingegrepen? Waarom zijn we op aard’? Waarom was de bedenker hiervan op deez’ aard’?

Ik sluit mijn ogen en tandenknarsend besluit ik dit moment te zien als waardevolle les, zodat er in elk geval nog iets van nut aan vastkleeft.

Ik geef me over aan dat wat onvermijdelijk is. En dat is in dit geval een stel idioten en een idioot liedje op een stel idiote akkoorden.

En dan, dan ineens is het klaar. Neemt Ariana het weer over. Of Britney. Of hoe ze dan ook heet. Mijn kiezen zijn nog intact. Ik kan weer ademhalen.

En ik ben trots.

Want ik denk bij mezelf: als ik dít kan, kan ik alles. 

(Smaakt mijn schrijfstijl naar meer? Nog even en dan komen mijn twee boeken: 'Zwanger, the true story' en 'Supermama's, the true story' opnieuw uit <3 )