Snap
  • Mama

Brief aan mijn vechtende kind.

Verslagen, machteloos en emotieloos lig ik meters ver weg van je verwijderd. Jij en ik zouden 1 moeten zijn, maar niets is minder waar......

Je bent nu 24 uur oud. Het is midden in de nacht en ik word wakker in één van de ziekenhuiskamers die grenzen aan de I.C. waar pasgeboren baby'tjes liggen. De meeste baby'tjes die daar liggen zijn te vroeg geboren en vechten voor hun leven. Jij bent een voldragen baby, maar ook jij ligt momenteel te vechten om een plekje op deze wereld te mogen hebben.
Mijn Hubbie ligt langs me op een dun matrasje. Dat kan niet comfortabel liggen. Hij maakt kleine snurkende geluidjes en ik kan aan zijn ademhaling horen dat hij zich in dromenland bevind. Echter ben ik zelf klaar wakker. Normaal gesproken zou ik nu even naar het toilet gaan en weer onder de dekens kruipen om weer heerlijk in slaap te vallen. Dat waren één van de dingen die ik graag deed toen je er nog niet was.
Maar nu is alles anders. Ik lig uitgeput in een smerig ziekenhuisbed in een blauw schort, met gelakte nageltjes, en een katheter in. Ik ben 24 uur geleden bevallen en nog niet eens in de douche geweest. Het zweet dat aan m'n lijf plakt, is nog steeds hetzelfde zweet die ik bij me droeg toen ik nog geen moeder was. Toen alles nog mooi was, toen mijn leven nog niet veranderd was in de hel.

Ik zou blij moeten zijn. Ik zou me compleet moeten voelen. Ik zou me moeten voelen zoals een moeder zich voelt als ze pas bevallen is. Maar mijn situatie is anders. Door deze situatie zou ik moe moeten zijn. Vermoeid en op van verdriet en teleurstelling. Maar de emoties hebben me nog niet te pakken. Ik kan niet bevatten wat er momenteel gebeurd. Hoe het leven van mij en van mijn Hubbie er momenteel uit ziet en hoe ons leven er überhaupt uit zal komen te zien. Ik leef op adrenaline. Ik heb mijn overlevingsstand aangezet. Anders zou ik door mijn benen zakken van ellende.

De arts vertelde ons dat het niet goed was met je. Hij gaf ons de gelegenheid om naar de NICU te komen zodra we er klaar voor waren. Hij stond op, wenste ons het beste en draaide zich om en liet de deur achter zich dicht vallen. Ik keek hem na en staarde naar de deur die achter zijn rug dicht viel. Naast mij liet mijn Hubbie zijn hoofd op bed neervallen en hij begon te huilen. Hartsverscheurend te huilen. Hij pakte me vast en stamelde door het huilen heen dat hij dit niet wil. Dat dit niet kan. Dat dit het onmogelijke is wat een ouder mee kan maken. Dat hij bang is...
Ik werd even overvallen en huilde mee. Maar niet door het nieuws. Het nieuws komt niet binnen. Het nieuws komt voor mij niet onverwachts. Het nieuws had me al bereikt voordat het gebeurd was. Mijn voorgevoel had me gewaarschuwd en nu was het zo ver.

We waren klaar om naar de NICU te gaan. Ik word er in mijn ziekenhuisbed naar toe gereden door een zuster en mijn Hubbie. Ik vraag ze onderweg om te stoppen want ik voel me misselijk. Ik maak kokhalsbewegingen, maar er komt niets.
Het is van de morfine. Ik heb een knopje in mijn bed waar ik op kan drukken als ik pijn voel. Dan vloeit de morfine mijn lichaam binnen om de pijn te verzachten. Ik blijf maar op het knopje drukken. Niet omdat de lichamelijke pijn onuitstaanbaar is, maar omdat ik geen innerlijke pijn wil voelen. Ik hoop bij elke druk op de knop dat mijn innerlijke pijn zal verminderen. Maar diep van binnen weet ik dat dit slechts een schrale troost is.

De deur van de NICU gaat open. Ik zie je liggen. Een piepklein minimensje in de couveuse. Je beweegt niet. Je bent omringt door slangetjes en allerlei rare fratsen die ergens voor dienen. Die je in leven moeten houden. Die je moeten gaan redden. De zuster die op dat moment voor je zorgt groet ons vriendelijk. Ze legt uit hoe het allemaal werkt. We mogen elke seconde van de dag bij je zijn en naar je kijken. Wel moet je in de couveuse blijven liggen. We mogen je niet aanraken. Daarnaast krijgen we nog een korte uitleg over allerlei zaken die ik eigenlijk helemaal niet belangrijk vind. Ik antwoord met kleine knikjes en zenuwachtige lachjes. Ondertussen kan ik mijn ogen niet van je afhouden. Ik wil schreeuwen, de slangetjes van je lijfje afrukken, je uit de couveuse halen, je vasthouden, je kussen, je omarmen, je knuffelen, je meenemen en tegen je zeggen dat alles goed komt. Dat het niet eerlijk is dat je daar zo moederziel alleen moet liggen. Dat ze van je af moeten blijven. Dat je niks mankeert. Dat je gewoon gezond bent. Ik word weer misselijk en geef over.

We zijn al een tijdje bij je en kijken toe hoe er voor je gezorgd wordt. Je hebt een sonde in en krijgt om de zoveel tijd wat te eten van de zuster. Eten dat ik aan je zou moeten geven. Mijn borsten zijn klaar om moedermelk aan je te schenken. Nu krijg je kunstvoeding toegediend via een spuitje. Een keuze die voor ons gemaakt is. Een keuze waar ik het absoluut niet mee eens ben. Maar een besluit die nu van levensbelang is omdat het niet anders kan.
Er gaan geregeld alarmpjes af en steeds piepen de apparaten om je heen. Er zijn al wat onderzoeken bij je afgenomen. De zuster adviseert ons om even bij te komen op mijn eigen kamer want tenslotte ben ik wel herstellende van een keizersnede. Ik wil eigenlijk een grote mond op zetten en uitspreken dat we dat zelf wel bepalen. Maar we doen het als trouwe honden en ik word terug gereden naar de kraamsuite.
Op die kamer hadden we nu samen moeten liggen, jij en ik. Genietend van de kraamtijd. Omringd door blije mensen, jij die uit mijn borst drinkt. Een koningin met mascara op die samen met haar welpje op de troon ligt. Ik zou je showen aan iedereen die wilde komen kijken.
Maar als een labiel mens lig ik er nu alleen met een machteloze Hubbie aan mijn zij. Dat labiele mens en die machteloze man die nu jouw ouders zijn. Die overgeplaatst worden naar een andere kamer die grenst aan de I.C. waar pasgeboren baby'tjes liggen omdat jij niet in staat bent om samen met mij op die geweldige kraamsuite te liggen.

Een zacht maar vriendelijk klopje op de deur. Er komt weer een dokter binnen. Of we even tijd hebben. Ja, natuurlijk hebben we tijd, wat zouden we anders moeten doen.
Hij verteld ons dat Boy kampt met epileptische aanvalletjes. Aanvalletjes die hem zwaar vallen. Het kost hem moeite om die te baas te blijven. Waar deze vandaan komen, dat blijft onduidelijk. Voor nu is het de noodzaak dat de aanvalletjes zo snel mogelijk onder controle komen. De aanvalletjes zouden je hersentjes kunnen beschadigen. De aanvalletjes zouden je een kans op een leven kunnen afnemen. Wat de oorzaak van de aanvalletjes zijn, wordt nog wel uitgezocht. We gaan de medische molen in, niets is meer zeker.

De rest van de avond blijven we bij je. Ik blijf maar naar je staren en probeer wat te voelen als ik naar je kijk. Ik wil voelen. Ik wil emotie tonen. Maar alles staat uit. Hoe moet je je voelen als je net moeder bent geworden? Ik denk te weten dat het in ieder geval niet is zoals ik er nu voor sta. Want mijn gevoel brengt me op nare gedachten. Gedachten die ik niet hardop durf uit te spreken. Gedachten die verschrikkelijk zijn. Gedachten die je niet zou moeten hebben als je net moeder bent geworden.
Het gaat door me heen dat ik je eigenlijk helemaal niet wil. Dat ze je maar moeten laten gaan als er weer een belletje af gaat en je in levensgevaar verkeert. Dat je helemaal niet van mij bent, want misschien hebben ze je per ongelijk verwisseld met een ander baby'tje en komen ze zo meteen mijn echte kindje in mijn armen leggen. ,,Oeps Sorry, foutje!!"

Mijn leven voordat jij kwam is altijd al dynamisch geweest. Ik was dan nog maar 28 jaar, maar ik heb al levenservaring die gelijk staan aan een 55+ er. Veel gezien van de wereld en soms misschien wel te veel. Maar ik ben een doorzetter en geef niet zo maar op. Ik kijk ook nergens snel van op. Zo word ik ook gezien. Een kwebbelkous die altijd positief in het leven staat, die altijd vrolijk is en lacht. Iemand met een sterke persoonlijkheid. Ondanks dat mijn leven obstakels heeft gekend, heb ik mijn koppie nooit laten hangen. Alles onder het mom van: " Ach, komt wel goed!" En dat kwam het ook altijd.

En nu? Nu weet ik niet meer of het allemaal nog wel goed komt. Dat dit gevoel me overspoelt maakt me machteloos en een mislukkeling. Een loser eerste klas die de moed opgegeven heeft en niet meer op hakjes loopt. Een moeder die gefaald heeft terwijl ze nog geen kans heeft gehad om überhaupt voor je te hebben mogen zorgen. Allemaal kenmerken van iemand die me niet meer 'mij' maken, maar iemand waar ik normaal gesproken allergisch voor ben. Zou ik ooit nog vol trots op hakjes gaan lopen? 

Waar ik ben gebleven, dat weet ik niet meer. Van 'mij' is niets meer over. Dat heb jij gedaan. JIj, die met je laveloze lichaampje in de couveuze ligt. Mijn kind, mijn eigen vlees en bloed. Je bent van mij, en hoe moeilijk dit gaat worden, ik ga voor je vechten. Omdat ik nu al van je hou, omdat je voor mij nu al het allergrootste in deze hele wereld bent. Jij bent mijn wereld.
Als ik naar je kijk, zie ik een deel van mezelf liggen. Een deel dat ik momenteel zelf kwijt ben, maar wat jij nu bij je draagt. Mijn sterke persoonlijkheid heb je van mij geërfd. Ik voel dat je een vechter bent. Een eigenschap en een gen wat ik jouw gegeven heb. Ik word overspoeld van trots en liefde. Ik wil je nooit meer uit mijn leven.

Ik lig nog steeds uitgeput in het donker te staren in een smerig ziekenhuisbed, in een blauw schort met gelakte nageltjes, en een katheter in. Het lukt me om toch nog even in slaap te vallen. Even niet te hoeven voelen...

De deur gaat open en het grote licht gaat aan. Als ik mijn ogen open doe wordt ik verblind. Er klinkt een stem. ,,Boy is zojuist aan de beademing gelegd. Telkens als er een aanvalletje optrad, lukte het hem niet om zelf te blijven ademen. Zijn toestand is kritiek. Wilt u naar em toe?"

8 jaar geleden

Gatver zeg! Dat lijkt me echt slopend. Volgens mij durf je amper nog te slapen in zo'n situatie... Heel mooi geschreven!