Snap
  • Kind
  • Martine
  • jill
  • Stofwisselingsziekte
  • metabole
  • metamom

Jill's verhaal - deel 2

En toen ging het mis..

En toen ging het mis..

Toen Jill 14 maanden was had ze een buikgriep onder de leden. Heel sneu; koorts en spugen, spugen, spugen. Net zoals ieder kind wel eens heeft. Dus ondanks dat ik het zielig vond, maakte ik me er niet al te druk over. Mijn schoonzusje vierde haar verjaardag, dus ik besloot samen met Marley naar de verjaardag te gaan, zodat Bas thuis zou zijn en Jill lekker in haar eigen bedje kon blijven liggen.

Na een poosje belde Bas of ik naar huis kon komen; Jill had zichzelf en haar bed helemaal onder gespuugd en Bas wist even niet hoe hij alles schoon moest krijgen en tegelijkertijd Jill moest troosten. Inwendig lachte ik. ‘Mannen en multitasking’, dacht ik nog.

Bij thuiskomst trof ik Bas aan die Jill aan het verschonen was op de commode. Hij was druk bezig haar vieze kleding uit te trekken toen er een schok door mijn lijf ging. Jill haar lippen waren donkerpaars, dit was niet goed. Ik trok Jill uit zijn handen en zette haar rechtop. Ons meisje reageerde direct, contact maken was geen probleem. Goddank. Maar waar kwamen die paarse lippen vandaan? En waarom ademde ze zo snel? Het was zaterdag en ik besloot direct de huisartsenpost te bellen. Ik stond maar liefst 3 kwartier in de wacht, ik werd misselijk van de zenuwen. Ik hoorde wel steeds op het bandje: ‘bevindt u zich in een levensbedreigende situatie, toets dan 1’, maar dan keek ik Jill aan, die rechtop zat en waar ik contact met kon maken, die om zich heen keek en duimde, dus nee, ik toetste geen 1, en bleef netjes in de wacht.

Toen ik uiteindelijk geholpen werd, werd er gezegd dat langs mochten komen. Bas bleef wederom thuis – want Marley moest naar bed voor een middagdutje, en ik sprong samen met Jill in de auto. Onderweg heb ik wel 100x achteromgekeken, maar Jill bleef op me reageren. Wel leek haar ademhaling nog sneller dan eerst, of verbeeldde ik het me? Gelukkig was ik met een minuut of 10 – 12 bij de huisartsenpost in het ziekenhuis.

Eenmaal aangekomen ging het snel. We hoefden niet in de wachtkamer plaats te nemen, maar werden meteen geholpen. De huisarts zag dat het foute boel was en we zijn direct naar de spoedeisende hulp gebracht. Er kwam en kinderarts bij, dr. Schol, en die deed wat onderzoeken. Dat Jill heel erg ziek was, dat werd wel gezien. Maar wat het was, was een raadsel. Eerst werd er gedacht aan een virale infectie en later aan een hele heftige astma aanval. Ze moest dus aan het zuurstof. Er werd bloed afgenomen en een kweekje van haar urine genomen. Ze lag inmiddels aan de monitor. Tijd tikte weg, en Jill werd alleen maar zieker. Wat was er toch aan de hand? Jill maakte steeds minder contact, ze kreeg een gelige kleur. Artsen liepen in en uit, verpleegkundigen bleven in de kamer. Ondertussen was mijn moeder naar het ziekenhuis gekomen om mij te steunen, dat was fijn. Ik was misselijk van de zenuwen, dit ging niet goed. Jill reageerde niet zoals gedacht op de zuurstof. In haar bloed werd een gevaarlijk hoge waarde gevonden; haar bloed was erg verzuurd.

Op een gegeven moment kwam dr. Schol opnieuw de kamer binnen. ‘Ik ga Jill doorsturen’, zei hij. ‘De ambulance in onderweg, Jill is beter af in het Sophia Kinderziekenhuis, daar zitten gespecialiseerde artsen.’ De grond sloeg onder mijn voeten weg. Het Sophia Kinderziekenhuis? Daar zaten toch de aller ziekste kinderen? Dit wil ik niet! De dokter was nog niet erg specifiek over waar hij aan dacht, of hoe ernstig het was. Daar ben ik hem dankbaar voor! Ik had er op dat moment nog niks aan om te weten hoe de vlag erbij hing, dat kwam in Rotterdam wel.

Mijn moeder besloot snel naar mijn huis te rijden om Bas af te lossen, zodat Bas naar het Sophia kon gaan. Bas was echter zo in paniek, dat hij niet zelf naar Rotterdam wilde rijden. Mijn broer is toen met Bas meegereden.

De ambulancebroeders arriveerden en legde mij, met Jill op mijn borst op een brancard. Alle slangetjes, de zuurstof en de monitor, het moest allemaal mee. Ik had aangegeven dat ik hoe dan ook bij haar wilde zijn. Dat was gelukkig goed. We reden het ziekenhuis door op de brancard en gingen de ambulance in. Direct gingen de zwaailichten en de sirene aan. Ik schrok hiervan. Het was zaterdagmiddag, geen verkeer op de weg, waar was dit voor nodig? Ik besloot het onderweg te vragen en het antwoord bezorgd mij nog steeds kippenvel. ‘Mevrouw, dit meisje is ernstig ziek en kan elk moment stoppen met ademen. We hebben geen tijd te verliezen’. Misschien is dit het eerste moment waarop ik me écht realiseerde; dit gaat niet goed.