Snap
  • Kind
  • Trauma
  • grootgezin
  • hechtingsproblemen
  • gezinshuis

De jongen die opgroeide als hond.

Wat ik leerde over trauma

Ik las het boek: De jongen die opgroeide als hond en vind dit echt een must read voor iedereen met kinderen! Maar met name als je werkt in de jeugdhulpverlening is het een heel waardevol boek. 

Voor wie de korte versie wil: even de highlights en mijn eigen inzichten op een rijtje:

1. De hersenen van kinderen ontwikkelen zich voornamelijk in de eerste 5 jaar. In die eerste levensjaren is er dus ook veel winst te behalen als pleegouder of gezinshuisouder wanneer een kind binnenkomt met trauma en/of hechtingsproblemen. De keerzijde van de medaille is dat de hersenen juist in de eerste levensjaren van een kind ernstig beschadigd kunnen raken door met name verwaarlozing (zowel emotioneel/fysiek als verbaal). Denk aan verminderd functioneren op het gebied van: concentratie, lange termijn geheugen, regulatie van emoties en stress en het aangaan van vriendschappen.

2. Ook als biologische ouder is het van belang hierbij stil te staan. Die eerste jaren zijn dus cruciaal. We leren hierin onze kinderen om te gaan met alle sensaties en prikkels die van buitenaf op hen afkomen. Fysiek contact is daarbij een heel belangrijk middel waarmee kinderen die prikkels leren reguleren. Hen troosten door ze vast te houden als ze huilen bijvoorbeeld. Sommige kinderen hebben onze nabijheid ook veel meer of langer nodig. Dus als je kind graag bij jou in bed slaapt is dat niet abnormaal. Dit stopt vanzelf als je kind heeft geleerd zijn of haar eigen emoties makkelijker te reguleren.

3. Wat ik mooi vind aan dit boek is het volgende uitgangspunt: je hebt voor de behandeling van trauma altijd een community nodig. Een hechte gemeenschap van personen die om het kind heen staan en hiermee betekenisvolle relaties kunnen aangaan. Een uurtje therapie per week is niet voldoende. Zo’n gemeenschap is bijvoorbeeld het gezinshuis, maar ook contact met biologische ouders, vriendjes op school of via een sportclub.

4. Signalen zijn bijvoorbeeld: verstoorde motoriek, verminderd ritme/muzikaal gevoel, problemen in spraak-taalontwikkeling, verhoogde alertheid, sterk reageren op zowel interne als externe prikkels, agressief gedrag etc etc. De lijst is eindeloos. Dit heeft ermee te maken dat wanneer een kind onder voortdurende stress staat en deze onvoldoende gereguleerd wordt er bepaalde delen van de hersenen niet voldoende kunnen ontwikkelen.

5. Met rust en structuur krijg je daarom al veel gedaan. Toch is er ook extra stimulatie nodig. Bijvoorbeeld: prikkels komen bij kinderen met trauma te sterk binnen. Alle sensaties worden uitvergroot. Zo hadden wij hier huilende kinderen van de sneeuw en de kou, maar ook haren wassen of kammen, aaien, een knuffel geven... alles kan als téveel worden ervaren waardoor een kind een trigger krijgt om zich terug te trekken, of om te gillen of te huilen. Ook wel: vechten, vluchten of bevriezen genoemd. Er zijn prachtige therapieën (theraplay, pmt senso-motorische integratie) die een kind kunnen helpen. In het boek werden ook genoemd: massagetherapie en muziek/dans klassen. Dit vond ik onwijs interessant omdat het mij opviel dat één van onze kinderen geen liedjes kan onthouden. Waar mijn dochter van 2,5 nu al alle Sinterklaasliedjes kent, kwam dit kindje van 5 niet verder dan ‘Sinterklaas Kapoentje’.

6. Tot slot: een goede eerste stap is om een tijdlijn te maken van het leven van het kind tot nu toe. Neem hierin ook de context mee: waar groeiden ouders op? In welke fase van hun leven was het trauma of de verwaarlozing het grootst? En welk netwerk kun je inzetten om deze kinderen verder te helpen?

Dit zijn uiteraard alleen mijn eigen gedachten naar aanleiding van het lezen van dit boek.

Heb je tips en toevoegingen? Deel ze dan hier👇🏽

3 jaar geleden

Vooral je/het kind aanvoelen. Dit is lastig. Wat wilt het kind, wat heeft het kind nodig? Dat is voor de een soms alleen ernaast zitten. Er zijn. Onvoorwaardelijk. Voor een ander aandacht, samen iets leuks doen. Probeer het kind niet af te wijzen. Als het kind iets doet wat niet oke is, stuur hem/haar dan bijvoorbeeld niet 'weg'. Want daarmee wijs je ze indirect af. Dit wil niet zeggen dat je ze niet mag aanspreken op hun gedrag. En wat ik vooral probeer te doen is zeggen wat ik doe en doen wat ik zeg. Waardoor ik voorspelbaar word.